Sport Science, weten of doen?

In 1960 werd ik 10 jaar. Toen mocht ik pas op voetbal. Daarvoor zat ik op gymnastiek, zoals veel van mijn leeftijdgenoten. Bij het voetbal kwam ik in P1, P stond voor pupillen. We hadden 2x per week training, maar eerlijk gezegd stelde dat niets voor. Ongeveer 16 jongens die in een rij stonden te wachten tot ze 1x op het doel mochten schieten en dan weer achteraan sluiten in de rij. Ik wist uiteraard niets van arbeid-rust verhouding en van belasting en belastbaarheid, maar ik had wel in de gaten dat je bij zo’n club niet zoveel beter zou worden. Maar dat gaf niet want ik voetbalde veel meer buiten de club om. Wij voetbalden bijna elke dag op een veldje in een park, tenminste als onze bal niet werd afgepakt door de parkwachter. Dat zelf voetballen regelden we ook helemaal zelf. Vaak met dezelfde jongens 4 tegen 4 of 5 tegen 5, geheel volgens de huidige visie van de KNVB. We spraken zelf de grootte van het veld af, de regels en waren onze eigen scheidsrechter. Dat ging prima. Tegenwoordig zouden we dat zelfregulatie noemen of relatief autonoom gedrag. We zouden toen best hoog hebben gescoord op zo’n vragenlijst over zelfregulatie. Ook deden we veel aan monitoren en evalueren. We wisten precies wie goed had gespeeld en bij wie je in het team moest zitten om te winnen en dat probeerde je dan te regelen. Maar we deden veel meer sporten dan alleen voetballen, dus aan veel dingen meedoen en niet te vroeg specialiseren. In de winter gingen we als er ijs lag ijshockeyen. We maakten onze eigen sticks en hadden het erover dat als je langer was je ook beter een langere stick kon hebben of een andere hoek tussen de steel en het blad. En als ik samen met mijn broers meedeed aan een wielerronde op gewone fietsen spraken we af dat we om de beurt op kop zouden rijden. Dat leek ons slim. Trouwens bij mijn voetbalwedstrijden in P1 kreeg ik van mijn vader een dubbeltje per doelpunt dat ik maakte (ik was midvoor). Nu zouden we zeggen “maar meneer Visscher dat bevordert ego-gedrag van uw zoon en draagt bij aan extrinsieke motivatie en dat is niet goed”. Ik vond dat dubbeltje fantastisch. Een extra doel erbij en extra zakgeld. En natuurlijk maakte ik die doelpunten voor het elftal en niet voor mijzelf. Sport Science zat er wellicht al vroeg in. Sport Science was en blijft uitermate boeiend. Maar ja, weten of doen?

 

Prof. Chris Visscher, voorzitter Sport Science Institute Groningen