Tennistalent van de toekomst

In een recent nieuwsbericht van de NOS staat geschreven dat er van de Wimbledon junioren kampioenen slechts een klein aantal spelers ook echt doorgebroken is in het senioren circuit. Ook bij de overige 3 Grand Slams in het junioren tennis, vooral bij de jongens, valt​ veelal ​​​ditzelfde beeld op als bij de eerdere Wimbledon junioren kampioenen.  Tsung-Hua Yang, Alexandre Sidorenko, Dušan Lojda en Uladzimir Ignatik hebben in de afgelopen ​​​7 tot 10 jaar een junioren Grand Slam veroverd. Je zou verwachten dat deze spelers op basis van hun huidige leeftijd (24 – 27 jaar) op dit moment terug te zien zijn in de top van het professionele tennis. Ze hebben allemaal echter (nog?) nooit de top 100 bereikt.

Succes in de jeugd is dus geen garantie voor succes in de absolute top, eerder onderzoek heeft laten zien dat van 1996-2005, 58% van de top-10 junioren in de transitie naar het senioren tennis een top 100 ATP ranking heeft behaald.  Dat bevestigt de definitie van talent die in het wetenschappelijk onderzoek gebruikt wordt. Talent wordt gedefinieerd als een sporter die beter is in trainingen en wedstrijden dan (de meeste van) zijn leeftijdsgenootjes EN de potentie heeft om de top te halen (Howe e.a.,  1998Helsen e.a., 2000​Elferink-Gemser e.a., 2004). Het tweede deel van deze definitie maakt het zo moeilijk om talenten ´aan te wijzen’.  Om in staat zijn om voorspellingen te doen over het uiteindelijke prestatieniveau is het van belang om de  ´potentiële talenten´ over een langere tijd te volgen en te meten. In tennis is dit longitudinale onderzoek echter erg schaars.

Een interessante retrospectieve studie die ons wel enige handvaten kan geven, heeft internationale spelers gemeten en geïnterviewd op 12 of 13 jarige leeftijd. De spelers die uiteindelijk  minimaal de top 200 op de ATP ranking in de wereld hebben behaald, bleken: 3 tot 4 maanden jonger, lichter, en minder sterk dan de spelers die tijdens de jeugd erg hoog op de ranglijst stonden, maar in het professionele tennis de top niet hebben gehaald . De uiteindelijke toppers waren over het algemeen sneller en wendbaarder. Ze hadden gemiddeld  10 uur tennistraining per week, wat 2,5 uur minder is dan de spelers die in de junioren top 5 stonden, maar ‘het’ uiteindelijk nooit gered hebben. Deze resultaten geven aan dat  op jonge leeftijd ervaring (in training/wedstrijduren) en biologische ontwikkeling de grootste voorspellers zijn voor succes op jonge leeftijd, maar dat dit zeker geen garantie is voor succes in de toekomst.

In Nederland kunnen we met de hulp van sportwetenschappers wellicht een stap zetten om in de toekomst tijdens de finales van Grand Slams weer te kunnen genieten van Nederlanders op de baan. Om de ‘juiste’ talenten in het tennis te selecteren en op te leiden, moeten de spelers dus niet op basis van hun huidige niveau uit selecties worden gezet, maar de focus moet worden gelegd op de potentie voor de toekomst. Als het leerproces, de training en rijping van de spelers gemonitord wordt, gerelateerd aan hun persoonlijke prestatie kenmerken (fysiek, techniek, tactiek en mentaal) dan kunnen de spelers veel beter begeleid worden naar hun uiteindelijk droom.

 

Dr. Barbara Huijgen

Onderzoeker/docent Rijksuniversiteit Groningen, Faculteit medische wetenschappen