
Vroeger was het antwoord op die vraag eenvoudig: koolhydraten. De laatste tijd hoor je steeds vaker een ander antwoord: vetten. Eén van de mensen die vroeger het antwoord ‘koolhydraten’ gaf en tegenwoordig het antwoord ‘vetten’ geeft, is Prof. Timothy Noakes, de bijna legendarische sportarts uit Kaapstad, Zuid-Afrika. Op zaterdag 26 september 2015 gaat Noakes in Groningen in debat met Prof. Fred Brouns over de vraag of sporters nu juist koolhydraten of vetten zouden moeten eten.
Dat wordt interessant, want zo ongeveer alles wat we wisten wordt ter discussie gesteld. Van de gezondheidsvoordelen van marathonlopen tot hoeveelheid energie die een sporter vrij kan maken uit vetten.
Om met het laatste te beginnen, resultaten van onderzoek van Achten en Jeukendruplaten zien dat de vetverbrandingspiek ongeveer op 30 gram vet per uur ligt bij goed getrainde sporters. Uit data die Phinney en collega’s twintig jaar eerder publiceerden, maakt Noakes op dat de vetverbrandingspiek gemiddeld 90 gram vet per uur wordt na vier weken een koolhydraatarm voedingspatroon gevolgd te hebben.
Waarom zou een sporter dat willen? Mensen hebben veel lichaamsvet. Zelfs een afgetrainde sporter heeft al snel zo’n 30.000 kilocalorieën bij zich. Reken maar uit: 5% van 70 kg is 3,5 kg vet. Iedere gram vet bevat 9 kcal. 3.500 maal 9 is, inderdaad, meer dan 30.000. Daar staan de 2.000 kcal aan koolhydraten in schril contrast mee, die een sporter kan opslaan in lever en spieren. Volgens Noakes is het logisch dat sporters die enorme hoeveelheid energie zo veel mogelijk willen kunnen gebruiken.
Daar win je geen Olympische marathon mee, is het tegenargument. Waarop Noakes en collega’s uitrekenden dat een triatleet die eraan gewend is vet te verbranden nog slechts 1,2 gram koolhydraten per minuut nodig heeft om de afsluitende marathon in 2 uur en 40 minuten te kunnen lopen, tegen 4 gram koolhydraten per minuut, dus 240 g per uur, voor een triatleet die zich houdt aan het aloude advies om koolhydraten te stapelen. Ter illustratie, een isotone sportdrank bevat 80 g koolhydraten per liter. Je begrijpt zijn punt.
Er zijn volgens Noakes meer redenen om sporters te adviseren weinig koolhydraten en veel vetten te eten. Volgens Noakes zou het aloude advies om koolhydraten te stapelen weleens de oorzaak kunnen zijn van de slechte gebitten van topsporters. Erger nog, het zou ook de oorzaak kunnen zijn van de observatie dat marathonlopers geen lager risicohebben op hart- en vaatziekten dan ongetrainde mensen, aldus Noakes. Tegenstanders wijzen naar de nieren als mogelijk slachtoffer van koolhydraatarme voeding. Het laatste woord is hier nog niet over gezegd.
Wat nu? Ik denk dat je steeds het onderscheid moet maken tussen korte en lange termijn uitkomsten, tussen prestatie en gezondheid. Wil je een evenement winnen waarvoor je niet heel veel meer nodig hebt dan de 2.000 kilocalorieën die je op kunt slaan in lever en spieren? Wil je een evenement winnen waarvoor je veel meer kilocalorieën nodig hebt? Sport je voor je plezier of omdat sporten gezond is? Tijdens het debat op 26 september 2015 proberen Noakes en Brouns antwoorden te formuleren op de vraag hoe het voedingspatroon van een sporter er het best uit kan zien afhankelijk van de doelen.
Interessant? Schrijf je in voor het Ancestral Health Symposium!
Dr. Esther Nederhof
Onderzoeker aan de afdeling Psychiatrie in het UMC Groningen
Lector Gezonde en Duurzame Voeding en Welvaartsziekten aan VHL in Leeuwarden
Voorzitter van de Ancestral Health Stichting Nederland